Doofblindheid is een ongenuanceerde term voor de combinatie van visuele en auditieve beperkingen. De combinatie varieert van slechthorend en slechtziend tot volledig doof en blind. De meeste doofblinden zijn niet volledig doof en niet volledig blind, maar hebben nog enig restgehoor of enige restvisus.
Doofblinden stoten op dezelfde problemen als slechthorenden/doven en slechtzienden/blinden. Doofblinde mensen ervaren beperkingen in hun communicatie met andere mensen en in het ontvangen van informatie. Om te communiceren met doofblinden kun je enkele communicatietechnieken en -hulpmiddelen gebruiken zoals een notitietoestel of een brailleleesregel. Restvisus, gehoorrest en tactiel functioneren zijn bij de keuze van een communicatietechniek of -hulpmiddel doorslaggevend.
Aandachtspunten:
- Geen enkel communicatiesysteem is perfect voor een doofblinde persoon. Het communicatietempo zal altijd lager liggen dan bij een ‘gewoon’ gesprek. Het vraagt dan ook een grote inspanning van beide gesprekspartners om een gesprek tot een goed einde te brengen. Er is vaak nood aan mentaal invullen (voorspellen wat iemand gaat zeggen of zelf invullen wat je onvoldoende verstaan hebt), wat aanleiding kan geven tot misverstanden.
- Een gesprek tussen meer dan twee personen is meestal heel moeilijk.
Andere factoren waarmee je rekening moet houden, zijn:
- de te verwachten evolutie van het gehoor en de visusde leer- en ontwikkelingsmogelijkheden van de persoon op het gebied van tastzin, taal …
- de voorgeschiedenis van de persoon: De communicatietechniek moet aansluiten bij de al bestaande taalvaardigheden (taalbegrip, letters samenvoegen tot woorden, mentaal invullen …) en de manier van communiceren.
- de mogelijkheden van de omgeving: Kiezen voor een communicatietechniek die de omgeving (partner, begeleider ...) van de doofblinde kan beheersen.
- de mogelijkheden en grenzen van de communicatietechniek: Sommige communicatietechnieken zoals drukletterschrift in de hand zijn eenvoudig aan te leren en te gebruiken door horende-ziende personen. Ze laten echter slechts een traag communicatietempo toe en zijn soms moeilijk af te lezen door de doofblinde persoon.
- de situatie: Op straat kun je wel lormen (letters vormen in de handpalm, zie ook communicatietechnieken) maar bijna onmogelijk communiceren met een brailleleesregel, terwijl een brailleleesregel in een vergadersituatie wel het meest efficiënte communicatiehulpmiddel kan zijn. Meestal zal een doofblinde verschillende technieken gebruiken, afhankelijk van de gesprekssituatie.